Wat is een insect?
Omdat
er zoveel verschillende insecten zijn, is het moeilijk te zeggen wat precies
een insect is.
De
kenmerken van de meeste insecten zijn:
1.
Ze
hebben zes poten
2.
de
meeste insecten hebben twee paar vleugels
3.
en
een driedelig lichaam: kop, borststuk en achterlijf
4.
bijna
alle volwassen insecten hebben voelsprieten of antennes
5.
en
veel insecten hebben facetogen.
Ook
worden er steeds meer nieuwe insecten ontdekt, zodat niemand precies weet
hoeveel soorten er zijn. In ieder geval minstens 4 miljoen soorten insecten.
1.
bijen
2.
spinnen
3.
lieveheersbeestjes
4.
mieren
5.
vlinders
Insecten
leven in, op het water, op het land, onder de grond en in de lucht.
Sommige
insecten hebben wasachtige, waterafstotende haartjes aan hun poten. Daarmee
kunnen ze over! het water lopen, en zakken ze daardoor niet in het water. De
schaatsenrijder bijvoorbeeld is een insect die op! het water kan lopen.
Sommige
insecten hebben manieren ontwikkeld om te zwemmen en te ademen in het water.
Zoals het waterkevertje.
Sommige
insecten kunnen heel ver vliegen, soms wel duizenden kilometers. Dat doen ze
bijvoorbeeld om in een warm gebied te overwinteren. De meeste vliegende kevers
hebben een dekschild over hun vleugels, om hun vleugels te beschermen. De vorm
van de vleugels bepaalt hoe het insect vliegt, de libel vliegt bijvoorbeeld in
een rechte lijn, een vlinder fladdert meer.
Insecten
kunnen alleen leven, maar er zijn ook insecten die in een kolonie leven. Een
kolonie is een groep van hetzelfde soort die samenleeft. Insecten maken
nestjes, waarin soms wel miljoenen insecten leven. Termieten, mieren, bijen en
wespen leven in zo'n kolonie.
Ieder
insect heeft in een kolonie zijn eigen taak. De werkster moet allemaal klusjes
doen, de dar (mannetjesbij) wordt alleen maar gebruikt om de koningin te
bevruchten, de koningin legt alleen maar eitjes.
Insecten bestaan al heel
lang
Insecten
bestaan al meer dan 300 miljoen jaar. Een van de eerst insecten is de libel, en
die bestaat nog steeds! De libel was ook het eerste vliegende insect.
Hoe ziet een insect eruit?
Van
dichtbij gezien heeft een insectenkop een grote hoeveelheid werktuigen. Dit
heeft hij om te overleven.
Zo
heeft hij bijvoorbeeld antennes. De twee antennen zijn gevoelige tastorganen.
Deze vangen trillingen op, maar vangen ook de geringste geursporen op die
andere insecten hebben verspreid. Dat betekent dus dat een insect met zijn
antennen kan voelen en ruiken. Het vrouwtje van de boktor bijvoorbeeld gebruikt
haar antenne om te voelen of het hout dik genoeg is voor alle larven. Want die
larven eten namelijk hout. Een antenne is beweeglijk en staat wijd uit elkaar
aan de voorkant van de kop.
De
kaken vertonen allerlei vormen, dat ligt eraan wat het dier eet.
Vrijwel
alle volwassen insecten hebben grote ogen die zijn samengesteld uit honderden
dicht opeengepakte facetoogjes. Een facetoogje is zeshoekig, heeft zijn eigen
lens, en functioneert als een heel klein oogje. De ogen puilen aan de zijkant
uit, waardoor het dier een breed gezichtsveld heeft: voor, achter, links,
rechts, boven en onder kan een insect kijken. Rupsen hebben, in tegenstelling
tot de meeste andere insecten, alleen enkelvoudige ogen. Met die enkelvoudige
ogen kunnen ze alleen licht en donker onderscheiden. Er zijn ook insecten die
zowel facetogen als enkelvoudige ogen hebben, bijvoorbeeld de sluipwesp.
Vlinders
hebben lange, slanke roltongen die op een rietje lijken. Daarmee kunnen ze diep
in de bloem komen en veel nectar opzuigen. De hommel daarentegen heeft een
korte tong, daarom kan hij alleen nectar uit een ondiepe bloem zuigen.
Sommige
insecten hebben scherpe monddelen waarmee ze in stengels kunnen snijden.
Vliegen hebben iets speciaals. Vliegen laten op vast voedsel speeksel vallen,
dat eiwitten bevat. Dit speeksel verteert het voedsel en maakt het vloeibaar,
en dan kunnen ze het voedsel opzuigen.
Insecten
hebben niet zoals wij een inwendig skelet, maar een uitwendig skelet. Dit
betekent dat het skelet aan de buitenkant zit. Voor mensen is het precies
andersom: onze buitenkant is zacht en ons skelet dat binnen ons lichaam zit, is
hard. Het skelet van een insect is verbonden met de spieren van het skelet. Het
skelet is taai, want het bestaat voor een groot deel uit eiwitten. Het skelet
is bedekt met was om het waterdicht te maken. Het skelet beschermt de zachte
organen in het lichaam.
De poten
van een insect bestaan meestal uit 6 leden (onderdelen), die door gewrichten
met elkaar zijn verbonden, en dat maakt de pootjes heel beweeglijk. Een
insectenpootje eindigt in twee klauwtjes. Maar insecten hebben afhankelijk van
wat ze nodig hebben ook weer bijzondere dingen aan hun poten. Zoals de vlieg
die heeft een speciaal voetkussentje, waarmee hij ondersteboven over gladde
dingen kan lopen. De rups heeft een aantal pootjes met haken. Daar kan hij zich
goed mee aan het blad vasthouden waarvan hij eet.
Insecten
gebruiken hun poten niet alleen maar om te lopen of te kruipen, maar ook om
voedsel te vinden. Zoals de bidsprinkhaan: die gebruikt zijn poten om zijn
prooi stevig vast te houden. De veenmol, is ook een insect!, gebruikt zijn
poten om naar voedsel te graven, dat zijn ondergrondse wortels.
Sommige
insecten, zoals rupsen, veranderen als ze ouder worden.
De
ontwikkelingsfasen van een rups zijn:
1.
eitje
2.
rups
3.
cocon
4.
vlinder
Een
ander voorbeeld is dat een jonge vlieg en made is. Een made ziet eruit als een
klein wormpje. En een rups is eigenlijk een larve van een vlinder.
Vervellen
gebeurt tijdens alle ontwikkelingstapjes, dat betekent eigenlijk dat de huid
van het lichaam scheidt, omdat de huid te klein wordt voor het groter wordende
lichaam.
Een
cocon is een soort huisje waar een baby-insect zich transformeert tot een
volwassen insect.
De
klasse van de insecten is onderverdeeld in orden. Elke orde omvat insecten met
gemeenschappelijke kenmerken. Zo hebben de vlinders alle twee paar vleugels die
bedekt zijn met kleurige schubjes. De insectenfamilies die er zijn, zijn:
1.
spinachtigen,
zoals de spin en de schorpioen
2.
weekdieren,
zoals de naakt- en huisjesslak
3.
insecten,
zoals bijeen, lieveheersbeestjes, en kevers
Camouflage
is dat je onzichtbaar bent of maakt doordat je ergens op lijkt en daar tussen
of op gaat zitten. Vorm en kleur dragen bij aan camouflage. Wandelende takken
en bladeren lijken als twee druppels water op een takje of blad van een plant
waarop ze leven, zodat ze niet opvallen. Een ander voorbeeld is de doorncicade,
die lijkt op een doorn en de vlinder, het rode weeskind, die lijkt op
boomschors.
Insecten
kunnen zich op de volgende manieren verdedigen:
1.
insecten
waarschuwen andere dieren met hun felle kleuren dat ze giftig
zijn
2.
dreigen
met hun vleugels
3.
wegspringen
4.
wegvliegen
5.
overdag
roerloos zitten, en ’s avonds pas actief worden
6.
imiteren.
Door hun kleur of vormpatroon kunnen insecten zich anders voordoen,
bijvoorbeeld als een giftig of oneetbaar iets. Zoals vogeluitwerpselen.
7.
oprollen
(bijvoorbeeld de naaktslak)
8.
scheiden
een stinkend schuim uit
9.
vechten
met hun enorme kaken (zoals het vliegend hert)
10.
ze
bouwen zelf een soort bescherming om zich heen. Zoals de kokerjuffer, die maakt
van plantenresten en steentjes met spinsel een beschermend kokertje
11.
angels.
Veel insecten hebben een angel, zoals bijen en wespen. Angels kunnen gebruikt
worden als aanval- en verdedigingsmiddel. Met een angel kun je door middel van
gif zelfs doden.
Vaak
zingen mannetjes om een vrouwtje te lokken. Dat doen ze door: lichaamsdelen
over elkaar te wrijven, de vleugels te laten zoemen of door met de poten te
stampen. Ze doen het liever het niet ’s nachts vanwege de vleermuizen.
Mannetjes
zoeken vaak een vrouwtje. De mannetjes vinden een vrouwtje door de geur, gehoor
of met hun ogen. Het mannetje kan ook het vrouwtje lokken, dit doet hij door
geluid, door kracht te laten zien (beetje uitsloven). Mannetjes vechten vaak
met elkaar om een vrouwtje. Sommige mannetjes blijven uit voorzorg het vrouwtje
net zolang vasthouden, totdat zij haar eieren heeft gelegd!
Insecten
leggen eieren, en zijn dus geen zoogdieren! Insecten leggen hun eieren op een
voedselbron, andere insecten strooien ze zomaar in het rond, of verstoppen ze juist, zoals de sluipwesp.
De sluipwesp injecteert de eieren in een levende rups. Daarbij spuit hij
tegelijkertijd stoffen in de rups, die voorkomen dat de rups de eieren
vernietigt. Tijdens hun ontwikkeling eten de sluipwesplarven hun gastheer op,
weg rups.
De
mannetjesbij, de dar, wordt na het paren doodgestoken.
1.
blad
2. bladluis
3. andere insecten (b.v. de
schorpioen eet spinnen)
4. hout (boktorlarve)
5. dode dieren (aaseters)
6. zoetigheid (nectar)
7. mest
8. bloed
Het
eten van het insect heeft grote voordelen, maar ook grote nadelen. De nadelen
zijn een zwerm sprinkhanen kunnen hele akkervelden verslinden. Het positieve is
dat lieveheersbeestjes bladluis opeten.
Bloemen
maken een zoetigheid, nectar genoemd. Hier komen veel insecten op af. Dit
willen planten ook, want anders kunnen ze geen zaadjes voortbrengen. Insecten
eten nectar, maar ze hebben ook eiwit nodig. Larven voeden ze daarom ook met
eiwitrijk stuifmeel.
Bekende
bloedzuigers zijn muggen. Muggen zijn parasieten die bloed opzuigen als
voedsel., omdat bloed rijk is aan eiwit. Muggen hebben bloedverdunnende stoffen
in hun speeksel, dat zorgt ervoor dat het bloed blijft stromen en niet stolt.
De meeste bloedzuigers brengen besmettelijke ziektes over. Een voorbeeld van
een bloedzuiger is een vlooi.
Insecten
zijn dus niet altijd lastig of gevaarlijk. Neem de zijderups. Een zijderups
spint een cocon van zijde. Als de rups zich verpopt wordt de zijde
uiteengerafeld. Dat is een soort stof. (stof laten zien). Zijderupsen worden
gekweekt, want in het wild zijn ze helaas uitgestorven.
Vragen
1.
Wat
voor dier is een lieveheersbeestje?
a.
spin
b.
weekdier
c.
insect
2.
Welk
insect eet bloed?
a.
vlinder
b.
mug
c.
slak
3.
Hoeveel
poten heeft een insect?
a.
8
b.
4
c.
6
4.
Welk
insect heeft een lange roltong?
a.
vlinder
b.
mier
c.
spin
5.
Hoe
heten de ogen van een vlieg?
a.
gewoon
ogen
b.
een
vlieg heeft geen ogen
c.
facetogen
6.
Welke
bij legt de eitjes?
a.
de
koningin
b.
de
dar
c.
de
werkster
7.
Hoeveel
insecten zijn er ongeveer?
a.
1
miljoen
b.
10
miljoen
c.
4
miljoen
8.
Welke
gecamoufleerde insecten heb ik als voorbeeld genoemd?
a.
wandelende
tak, wandelend blad, het rode weeskind, de doorncicade
b.
wandelende
tak, kever, doorncicade, mier
c.
wandelend
blad, het rode weeskind, de bij, de waterkever
Spullen
meenemen:
Stukje
zijde
Lineaal
(op tafel leggen, en dan op slaan. Hoe groter de vleugel des te lager het
geluid, dus hoe verder van de tafel af, hoe lager het geluid)